De Soli (Soli rapid, Soukou / Donba) wordt tijdens het ritueel van initiatie (en ook besnijdenis) van jongens en meisjes gespeeld. Dit begint al vanaf drie maanden van tevoren (af en toe) tot en met de laatste nacht voor het ritueel (voortdurend). De laatste nacht wordt er onafgebroken gespeeld en gedanst waarbij zowel de mannen als de vrouwen mee dansen. Hoewel tegenwoordig steeds meer de besnijdenis in het ziekenhuis plaatsvindt, hoort het nummer nog steeds bij de rituelen die de overgang naar volwassenheid begeleiden. Er is een langzame Soli ; de Soli-lent (zie Balakulanya) waarbij ook ouderen kunnen mee dansen. Hieronder notatie van de snelle Soli ; de Soli-rapide. Tegenwoordig wordt de besnijdenis algemeen gezien als kindermishandeling. Het ritme Soli is echter te mooi om vanwege die reden niet gespeeld te worden. Onderstaand liedje wordt met zowel een Sousou-tekst als (hieronder) met Malinke tekst gezongen. Het betreft een weeskind, Sangba dat door de naaste familie wordt opgevoed. Het kind heeft het er slecht; het wordt geslagen en krijgt de rottigste karweitjes opgedragen. Op een dag komt het kind tijdens een wandeling door het bos plotseling voor een hut te staan. Het bonst op de deur en smeekt om hier te mogen sterven omdat het niet terug wil naar huis.
Sangba, sangba dyidan dabidé n’ kassou Baba woulou kiridi ya, aya
(in Sousou eerste regel: Sangba, sangba kinda nabiya aya)